Fietsen is een dubbeltaak. Dit wil zeggen, tijdens het fietsen voeren we tegelijkertijd twee taken uit: (1) bewegen van de ene naar de andere plaats, en (2) opmerken van potentieel gevaarlijke situaties en erop reageren. De eerste taak bestaat zelf uit twee deeltaken, en die hebben we op andere pagina’s uitgebreid besproken: (1) overeind blijven, en (2) sturen. Deze twee deeltaken duiden we samen aan als “de bewegingstaak”. Het opmerken van potentieel gevaarlijke situaties is in competitie met deze bewegingstaak. Dit lijkt erg op de competitie binnen de selectieve aandachtstaken die we eerder als voorbeeld gebruikt hebben, zoals een teltaak en het opmerken van een gorilla. Tijdens het fietsen moeten we natuurlijk geen ballen tellen, maar we kunnen wel druk zijn met overeind blijven en sturen.

De prefrontale cortex is niet goed in dit soort multitasking

De mate waarin het waarnemen van een potentieel gevaarlijke situatie belemmerd wordt door competitie  hangt af van de mate waarin de andere taak geautomatiseerd is. Concreet, hoe meer overeind blijven en sturen geautomatiseerd zijn, hoe minder competitie er is voor het waarnemen van potentieel gevaarlijke situaties. De neurocognitieve basis van dit fenomeen bestaat erin dat de prefrontale cortex niet alleen betrokken is bij het voorbereiden van niet-geautomatiseerde bewegingen, maar ook bij het selectief richten van de aandacht op de omgeving (voor het detecteren van potentieel gevaarlijke situaties). Hoe minder de prefrontale cortex niet-geautomatiseerde bewegingen moet voorbereiden, hoe meer capaciteit er beschikbaar is voor het selectief richten van de aandacht op de omgeving. De prefrontale cortex is immers niet goed in multitasking,