Er is een groot verschil tussen rechtdoor fietsen en een bocht nemen. Om rechtdoor te fietsen moeten we alleen onze fiets rechtop houden, want dan gaan we vanzelf rechtdoor. Bovendien, het is heel eenvoudig om onze fiets rechtop te houden als die fiets in beweging is. In dit deel van de website wordt uitgelegd hoe we door een bocht sturen. Het werkwoord “sturen” geeft mogelijk de foutieve indruk dat het alleen gaat over het effectief veranderen van richting. Een langere maar betere formulering is “bepalen, voorbereiden en uitvoeren van een richtingsverandering”. Deze lange benaming is beter omdat hij het belang benadrukt van (1) het verzamelen en verwerken van visuele informatie en (2) het voorbereiden van de beweging die de richtingsverandering initieert.

Fietsen met de ogen dicht

Om van richting te veranderen hebben we onze ogen nodig. We hebben ze niet nodig om rechtdoor te fietsen, al helpen ze wel een beetje. We gaan immers vanzelf rechtdoor als we onze fiets rechtop houden, en daar hebben we alleen ons evenwichtsorgaan en onze tastzin (proprioceptie)) voor nodig. Om twee redenen is visuele informatie essentieel als we een bocht nemen: (1) we moeten weten waar de bocht begint (zodat we weten waar we moeten insturen, en (2) we moeten weten hoe scherp de bocht is, zodat we weten hoeveel we de fiets naar binnen moet laten kantelen. Er zijn twee soorten visuele informatie op basis waarvan we bepalen waar en hoe we insturen. Ten eerste, ons brein maakt gebruik van de voorwerpen op de plaats waar we naartoe willen (wegrand, wegmarkeringen, lantaarnpalen, medeweggebruikers, …), en vertaalt die visuele informatie in bewegingen (stuurimpulsen en lichaamsverplaatsingen) waarmee we bij die plaats uitkomen. Ten tweede, ons brein maakt ook gebruik van de beweging van de (stilstaande) omgeving ten opzichte van de bewegende fietser, en vertaalt ook die informatie in bewegingen. Het is belangrijk om die twee soorten visuele informatie uit elkaar te houden.

De renner kijkt naar de plaats waar hij naartoe wil gaan

Niet alleen het soort visuele informatie is van belang voor de fietser, maar ook hoe hij aan die informatie komt. Met andere woorden, wáár kijkt de fietser naar vóór en tijdens de bocht? Om hier een idee van te krijgen is het nuttig om het kijkgedrag van professionele fietsers en motorrijders te bestuderen. Dit kijkgedrag blijkt verbazend goed overeen te stemmen met de inzichten uit de wetenschap: vanuit beide invalshoeken (het feitelijke kijkgedrag van professionals en een wetenschappelijke analyse) volgt hetzelfde advies “Kijk naar de plaats waar je naartoe wil gaan!” In wetenschappelijke termen, “Kijk naar je bewegingsdoel“.

Er zijn drie verschillende manieren om door de bocht te kijken: je ogen draaien in je hoofd, je hoofd draaien op je romp, en je romp draaien op je onderlichaam. Professionals draaien altijd (ook) hun hoofd.

Tenslotte, er zit altijd enige tijd tussen het selecteren van een bewegingsdoel (bijv., rechts of links langs een paaltje rijden) en de bewegingen waarmee we dat doel bereiken. Daarom is de voorbereiding van onze bewegingen zo belangrijk, en dit is vooral zó als we op hoge snelheid fietsen en als we snel van richting moeten veranderen. Het voorbereiden van bewegingen is een functie van the prefrontale cortex, en er is goede evidentie voor het feit dat het cerebellum de prefrontale cortex een handje helpt bij het automatiseren van deze voorbereiding.