Een rijdende fiets is stabiel zonder input (stuurimpulsen en gewichtsverplaatsing) van de berijder. Om dit feit te benadrukken, zeggen we ook dat een rijdende fiets intrinsiek stabiel is; hij heeft geen berijder nodig om recht overeind te blijven. Een stilstaande fiets is duidelijk instabiel: als je hem loslaat, dan valt hij om. Om de intrinsieke stabiliteit van een rijdende fiets te demonstreren, moet je hem op snelheid brengen terwijl je hem recht overeind houdt. Dit zie je in de eerste 15 seconden van deze video:

Een rijdende fiets is stabiel dankzij het feit dat het stuur van links naar rechts kan draaien. Hierdoor corrigeert de fiets zichzelf. Indien je het stuur vast zou zetten, zodat het niet meer vrij kan bewegen ten opzichte van het frame, dan is deze correctie niet meer mogelijk en valt de fiets om. De onderzoeker in de bovenstaande video legt dit uit, en in de onderstaande video wordt het mooi gedemonstreerd:

Niet alle fietsen zijn even stabiel, want de mate van stabiliteit hangt af van verschillende factoren, zoals de geometrie van de voorvork en de gewichtsverdeling over de verschillende delen van de fiets.

De berijder heeft natuurlijk ook een invloed op de stabiliteit van het geheel (fiets en berijder samen). De berijder kan op twee manieren de stabiliteit beïnvloeden: door het geven van stuurimpulsen (i.e., met zijn armen) en het bewegen van zijn romp en onderlichaam. Hoe dit werkt wordt op een aparte pagina uitgelegd.

Voor de praktijk zijn de volgende twee regels van belang:

  1. Hoe meer de fiets rechtop blijft, hoe minder stuur- en lichaamsbewegingen er nodig zijn om de stabiliteit te behouden. Slingeren van links naar rechts is dus nooit goed: de fiets komt komt dan vaak in een instabiele positie, en de berijder is voortdurend bezig met het herstellen van de stabiliteit.
  2. De invloed van de berijder op de stabiliteit van het geheel hangt af van de snelheid en gewicht van de fiets: hoe hoger de snelheid en hoe zwaarder de fiets, hoe kleiner de invloed van de berijder.