We kunnen op drie verschillende manieren door de bocht kijken:
- Door onze ogen te draaien in ons hoofd.
- Door ons hoofd te draaien op onze romp.
- Door onze romp te draaien op ons bovenlichaam.
Bij fietsers is er weinig geweten over het tijdens de bocht draaien van de romp op ons bovenlichaam. Bij voetgangers weten we hier wel meer over: voetgangers draaien eerst hun romp in de richting van de bocht, daarna hun hoofd (ten opzichte van hun romp), en tenslotte hun ogen (ten opzichte van hun hoofd). Omdat lopen veel meer geautomatiseerd is dan fietsen, ligt het voor de hand om dezelfde bochtenstrategie ook op de fiets te gebruiken. Echter, het draaien van de romp gaat gepaard met een gewichtsverplaatsing in de richting van de draai, waardoor de fiets kantelt en dus draait. Om bij het naderen van de bocht toch rechtdoor te blijven rijden ondanks de gedraaide romp moet de fietser ter compensatie op de andere zijde van zijn stuur drukken. Dit vereist oefening, maar daarna voelt het heel natuurlijk aan.
Het rijden van een scherpe bocht is een bijzondere situatie die apart aandacht verdient. Bij het rijden van zo’n scherpe bocht, draaien ervaren fietsers zowel hoofd als romp. Het draaien van de romp heeft hier niet alleen te maken met het accuraat waarnemen van het bewegingsdoel; het draaien van de romp wordt ook afgedwongen door het feit dat het stuur sterk gedraaid wordt, als gevolg waarvan de buitenarm meer gestrekt is dan de binnenarm (zie de afbeelding hiernaast). Het rijden van een scherpe bocht vereist oefening, en daar zijn drie redenen voor:
- Het sterk draaien van romp en hoofd zijn ongebruikelijke bewegingen.
- Een scherpe bocht kun je alleen op lage snelheid nemen, en naarmate de snelheid lager is is een fiets juist minder stabiel.
- Fietsen met een gedraaide romp verplaatst het zwaartepunt naar binnen, en dit doet de fiets naar binnen kantelen, vooral op lage snelheid. Je moet de stuurimpuls dus afstemmen op je gewichtsverplaatsing om de juste kanteling te verkrijgen.